Personages
Tony is als het ware geboren in een virtuele wereld. Hij geniet ervan en heeft niet de behoefte om de held uit te hangen; daar heeft hij zijn avatar voor.
Nelly is de onafhankelijke zelfbewuste kapitein-eigenaar van de Argo, een vrachtzeilschip vergelijkbaar met de 32 meter lange schroenerbrik Tres Ombres.
Fragmenten
Zelf wilde hij een vrouw daten, hoewel hij geen interesse in een intieme relatie had. Waarom wenste hij dan een vrouw in het echt te ontmoeten? Wel, gewoon om te ervaren hoe het was iemand een high-five te geven, misschien zelfs om te onderzoeken of elkaar strelen anders voelde dan wanneer hij zichzelf streelde. Hij zou daarvoor zijn woning moeten verlaten en zich op onbekend terrein begeven. Ook dat nog.
Hij herinnerde zich maar vaag dat zijn moeder hem wel eens een aai over zijn bol gaf. Dat was ruim twintig jaar geleden. Het was goed mogelijk dat hij op zulke bijzondere momenten geconcentreerd over zijn smartphone – die in zijn peuterjaren nog bestonden – had gestreken, zijn manier van strelen.
Tony hield zich gedeisd. Bijna was hij er zelf ingetuind – alweer ingetuind want hij realiseerde zich dat haar bezoekje, van nog geen kwartier geleden, al als een echte ontmoeting onderweg was naar zijn langetermijngeheugen. Hij groef naar zijn herinneringen. Was zij ooit wel eens echt bij hem langs geweest? Door de echte deur? Kon hem bij haar ook niet ballen: zij of haar avatar. Alleen dat soms de werkelijkheid anders zou kunnen zijn dan zijn hersenen hem vertelden, stoorde hem. Misschien dat hij onbewust daarom de grillige grenzen tussen fictie en realiteit wilde hervinden; tenminste links en rechts wat piketpaaltjes wilde slaan. Ja, dat kon het beste door het verschil tussen avatar en mens te ervaren.
Fatima was overdreven breed zwaaiend, met één hand op haar navel, weggegaan. Daar zat hij dan, alleen met dat verlegen poppetje. Maar in die eeuw was de jeugd toch op seksueel gebied veel vrijer en ondernemender achter het scherm?, zult u misschien zeggen. Ja, maar de opvoeding en de kijk op de wereld van Tony’s generatie zouden we nu heel bijzonder noemen.
‘Kom je wel eens buiten?’ vroeg hij plompverloren.
‘Ja… jazeker, minstens één keer per maand,’ antwoordde zij, terwijl zij hem enthousiast aankeek alsof ze een vervolgvraag verwachtte.
Tony raapte alle moed bijeen en vroeg benepen: ‘Heb je zin om morgen met mij…?’
Langzaam richtte hij zijn hoofd op en blikte verlegen naar haar. Ze trok kort haar mond breed tot een glimlach en tikte tegen Tony’s heup. Ze is ook klaar en wil dat ik weer naast haar kom liggen, dacht Tony.
Dit is veel beter dan gamen, schoot het door zijn hoofd. Hij hield het voor zich want hij twijfelde of zo’n vergelijking, bedoeld als compliment, in haar wereldje met die primitieve games gewaardeerd werd.
‘Beloof me,’ zei hij, ‘dat je een baksteen gooit als ik niet meer naar jou kijk maar naar een scherm. Vergruizel het voor ik het kan beletten.’
De binnenkant van het deksel was een scherm met daarop schokkerige beelden van een Big Brotherspel, vol vierkante, zwarte gaten. Het was duidelijk: de man mankeerde niets aan zijn ogen, maar zijn scherm liet het afweten. Tony had met afschuw zijn blik van de kist afgewend en was door zijn knieën gezakt. Verdwaasd en met zijn rug steunend tegen een tafelpoot zeeg hij verder ineen. Zijn benen lagen languit en slap op de grond. […] Het duizelde hem zo dat hij dacht het bewustzijn te gaan verliezen. Vaag, als van ver, hoorde hij hem klaaglijke kreten slaken.
‘Maak hier een eind aan,’ kermde de man via de speaker.
‘Ik kan u niet helpen!’ schreeuwde Tony het uit.
‘Je moet me helpen. Haal een medirobot.’
‘Die kan u niet helpen, het is een technisch probleem. Wie heeft u dit aangedaan?’
‘Foutje van de computer,’ jammerde de man.
‘Als je de wachtwoorden kent dan kun je inloggen. Computers kunnen best heel dom en gewillig zijn; als je ze maar laat zien wie de baas is.’
‘Ik trek gewoon de stekker eruit,’ zei Tony ferm.
‘Dat herinnert me aan een kleine complicatie, ik heb destijds een module doodsangst in BEware ingebouwd.’
‘Doodsangst!?’
‘Een stukje software waardoor de computer alert wordt als zijn data of energievoorziening gevaar lopen, of vitale processen dreigen te stoppen. Je merkt het aan zijn schermen, die draaien op een laag pitje of gaan hakkelen, en toch wordt de processor heet.
Fragment uit Verantwoording
E-COCON is geen science-fiction. Van alles wat geïntroduceerd wordt staat nu al wetenschappelijk vast dat dat reëel is. Het enige wat tijd kost zijn de implementatie en wijdverbreide acceptatie, Een voorbeeld:
We brengen bijna allemaal een bepaald deel van onze tijd door achter het scherm, voor nuttige zaken, om contacten te leggen of te onderhouden, en voor ontspanning. Die tijd neemt nog steeds toe; vooral bij jongeren. Toch vallen gamen en tv-series (binge watching), berichtjes, filmpjes en foto’s bekijken in het algemeen onder de noemer van onschuldig vermaak; het percentage verslaafden is gering. Het is moeilijk voor te stellen dat onze kinderen en kleinkinderen de hele dag achter hun scherm blijven zitten en dat schoolgebouwen, winkels, sportcomplexen, bibliotheken en feestzalen overbodig worden. Feit is dat de virtuele wereld steeds mooier wordt en dat die wereld trekt. Er zullen van onze generatie zeker mensen zijn die de buitenwereld hardnekkig zo mooi willen houden als de virtuele wereld, maar naarmate steeds minder mensen buitenshuis komen om te werken, naar school te gaan, te winkelen, te sporten, te chillen, wordt dat een steeds hopelozere zaak. Terwijl de virtuele wereld opbloeit, verschrompelt de echte wereld.